EBIDAT - Die Burgendatenbank

Eine Initiative der Deutschen Burgenvereinigung Menu

Caetshage

Geschichte:

Van de eerste heren van Caetshage is niet bekend. De vroegst bekende heer lijkt Gijsbrecht van Kaets te zijn, en is mogelijk verantwoordelijk voor de bouw van de tweede fase. Gijsbrechts dochter, Mabelia, trouwde in 1336 met Alard van Buren, waardoor de Kaetse goederen eigendom werden van de Heren van Buren. Mabelia stierf in 1367. Hierop erfde haar zoon Alard waarschijnlijk het kasteel. Alard noemde zich op dat moment heer van Buren en Beusichem. Alard van Buren liet na zijn overlijden de Kaetse goederen na aan zijn kleinzoon Willem van Buren. Willem verkocht het kasteel in 1429 aan Johan, heer van Gemen. Vanaf dat moment was Caetshage Gelders leen. Johan verkocht het kasteel weer door aan Johan van Rossem, heer van Zoelen. In 1486 werd het goed opgesplitst, het kasteel werd verkocht aan Jan van Doeijenburg en de leenmannen en tienden bleven van de heer van Zoelen. In 1502 verkocht hij ze aan de heer Jasper van Culemborg. Het kasteel werd echter door Johan van Doeijenburg verkocht aan het Klooster Mariencroon. Het kasteel werd in 1514 afgebroken, mogelijk omdat het zwaar beschadigd was tijdens een aanval.

Besitzgeschichte:
Zu den ersten Herren von Caetshage liegen keine gesicherten Informationen vor. Der früheste bekannte Besitzer scheint Gijsbrecht von Kaets gewesen zu sein. Wahrscheinlich hat er eine zweite, viereckige, Burg an der Stelle einer Motte erbauen lassen. Gijsbrechts Tochter, Mabelia, heiratete 1336 Alard von Buren. So wurden die ‘Kaetsschenn’ Güter Eigentum der Herren von Buren. Mabelia starb 1367. Ihr Sohn Alard hat dann wahrscheinlich die Burg Caetshage geerbt. Alard nannte sich damals Herr von Buren und Beusichem. Alard von Buren hinterließ die ‘Kaetsschen Güter seinem Enkel Willem von Buren. Willem verkaufte die Burg 1429 an Johan, Herr von Gemen. Ab diesem Zeitpunkt war Caetshage ein Lehnsgut der Grafschaft Geldern. Johann veräußerte die Burg wieder an Johan von Rossem, Herr von Zoelen. 1486 wurde das Gut aufgeteilt. Die Burg wechselte abermals den Besitzer und gelangte an Jan von Doeijenburg, Lehnsleute und Einkünfte verblieben jedoch bei den Herren von von Zoelen. 1502 verkauften diese ihre Rechte an Jasper von Culemborg. Die Burg aber wurde von Johan von Doeijenburg an das Kloster Mariencroon veräußert Da die Burg offenbar während kriegerischer Handlungen Schaden erlitten hatte, wurde sie 1514 abgerissen.

Bauentwicklung:

Wie de motte heeft laten bouwen is onbekend. Uit archeologisch onderzoek blijkt dat de motte in de 13de of 14de eeuw werd geslecht en vervangen door mogelijk een rechthoekig kasteel. Het kasteel uit de tweede fase werd rond 1514 afgebroken en men vermoed dat de bakstenen elders zijn hergebruikt.

Baubeschreibung:

Opgravingen hebben aangetoond dat Caetshage oorspronkelijk een motte-kasteel is geweest. In een latere fase heeft deze mogelijk plaats gemaakt voor een rechthoekige burcht. De motte had ongeveer een diameter van 50 meter. Over het uiterlijk en de afmetingen van een eventuele latere fase kan niets met zekerheid gezegd worden.
Van het kasteel rest enkel nog middeleeuws materiaal in de grond. Het kasteelterrein is vlak en er is geen reliëfverschil waar te nemen.

Baugeschichte und -beschreibung
Es ist unbekannt, wer die Motte hat bauen lassen. Archäologische Untersuchungen haben gezeigt, dass die Anlage im 13. oder 14. Jh. teilweise beseitigt und an ihrer Stelle eine viereckige Burg errichtet wurde Diese viereckige Burg wurde um 1514 abgerissen. Mann vermutet, dass die Backsteine irgendwo sonst bei Bauarbeiten Verwendung gefunden haben. Im Zuge von Ausgrabungen stieß man auf die frühester Anlage, eine Motte, an deren Stelle eine viereckige Burg trat, die ihrerseits zu Beginn des 16. Jh. abgebrochen wurde. Der Mottenhügel hatte sehr wahrscheinlich einen Basisdurchmesser von 50 m. Über die Baugestalt der nachfolgenden Anlage liegen keine gesicherten Erkenntnisse vor. Von der Burg blieben lediglich einige archäologische Reste im Boden erhalten. Das Burggelände ist jetzt flach und es gibt keine sichtbaren Erhöhungen im Gelände.
E.R. und L.v.d.W.

Arch-Untersuchung/Funde:

- Borre, J. van den en Hielkema, J.B., ARC-publicatie 109, Een archeologische begeleiding (AB) op het kasteelterrein Caetshage te Culemborg, gemeente Culemborg (Gld), 2004.
- Hielkema, J.B., ARC-publicatie 70, Aanvullend archeologisch onderzoek op terrein Caetshage te Culemborg (Gl.), 2003.
- Odé O, Haartsen A, RAAP-Rapport 284, Gemeente Culemborg, cultuurhistorische effectrapportage. Plangebied Lanxmeer, 1998.