EBIDAT - Die Burgendatenbank

Eine Initiative der Deutschen Burgenvereinigung Menu

Trecht, Burcht

Geschichte:

Tussen 40 en 50 n. C. is er langs de Rijn een reeks forten gebouwd ter verdediging van de noordgrens van het Romeinse rijk. Een van deze nieuwe forten was Trajectum, de burcht Trecht. Deze heeft gefunctioneerd als grensfort van het Romeinse rijk tot de Romeinen zich rond het midden van de derde eeuw terugtrokken. Waarschijnlijk zijn de restanten van de burcht daarna door de lokale bevolking en de Germaanse indringers bewoond geweest. De Frankische koning Dagobert I (623-639) beschouwde zichzelf als de rechtsvolger van de Romeinse keizers, en heeft als zodanig de burcht weer in bezit genomen. Hij liet binnen de burcht een kerk bouwen, die hij samen met de burcht aan de Keulse kerk schonk met de opdracht de nog heidense Friezen te bekeren. De Friezen waren echter te sterk: ze veroverden de burcht en braken het kerkje tot de grond toe af. In 690 heroverden de Franken de burcht. De Engelse missionaris Willibrord bouwde er vervolgens, onder bescherming van de Frankische koningen en hofmeiers, een kerk gewijd aan St. Salvator met een klooster. Deze werd wederom verwoest toen de Friezen in 714 opnieuw de burcht veroverden. Na de herovering door de Franken in 718, schonk Karel Martel in 723 de burcht aan de Utrechtse kerk (daarbij negerend dat de burcht al aan de Keulse kerk was geschonken). De Utrechtse kerk kreeg ook immuniteit voor al haar bezittingen. Willibrord, die inmidddels tot aartsbisschop onder de Friezen was gewijd, bouwde in de burcht een nieuwe kerk, die hij aan St. Maarten wijdde. De burcht werd het bestuurlijk en kerkelijk centrum van de Utrechtse kerk. In het midden van de achtste eeuw moesten de geestelijken vluchten voor de Noormannen, maar in 920 werd de bisschopszetel in Utrecht in ere hersteld door bisschop Balderik.
In 1017 wordt er in de bronnen melding gemaakt van een bisschopshof, gelegen aan de zuidwestkant van de burcht. Aan de noordwestkant van de burcht werd daar in de eerste helft van de elfde eeuw een verblijf voor de koningen en keizers van het Duitse rijk bijgebouwd. In deze tijd koos ook de Utrechtse geestelijkheid voor een seculiere leefregel: ze leefden niet langer in gemeenschap van goederen, en mochten eigen woningen hebben. Om ruimte te maken voor voldoende huizen werd waarschijnlijk aan de noord- oost- en zuidzijde de burchtmuur afgebroken en de gracht gedempt. Zo'n 25 à 30 m verderop werd een nieuwe gracht gegraven, dan wel gebruik gemaakt van een bestaande gracht.
Kort voor of in 1122 kregen de Utrechtse burgers stadsrechten, wat onder andere betekende dat er een stadsmuur aangelegd mocht worden. De burcht verloor hierdoor zijn verdedigende functie. In datzelfde jaar werd het Concordaat van Worms gesloten, waarna koningen en keizers niet langer het recht hadden om bisschoppen te benoemen. Deze veranderde verhouding tussen wereldlijk en kerkelijk heersers heeft er waarschijnlijk toe bijgedragen dat de keizershof in de tweede helft van de twaalfde eeuw opgeheven werd. De gebouwen werden toegewezen aan het domkapittel die er huizen voor de kanunniken van maakte. Waarschijnlijk had de burcht tegen die tijd elke verdedigende functie verloren.

Bauentwicklung:

Het Romeinse castellum Trajectum werd tussen 40 en 50 n. C. gebouwd. Het castellum kende verschillende bouwfasen: het was eerst in hout gebouwd, en in de laatste bouwfase, zo omstreeks het jaar 210, werd het in steen opgetrokken. Het stenen fort was toen ca. 126 x 152 m groot. De poorten in het midden van de oost- en zuidzijde zijn bij archeologische onderzoek teruggevonden. Ze lijken in de vroege middeleeuwen te zijn dichtgezet. Of de burcht erg beschadigd is geraakt bij de veroveringen door Friezen en Franken is niet bekend. Wel is er muurwerk teruggevonden met primitieve herstellingen die uit de zevende eeuw zouden kunnen dateren. Of de Noormannen de burcht hebben vernield is evenmin zeker. Volgens een oorkonde die op 940 gedateerd is, heeft bisschop Balderik bij zijn terugkeer, omstreeks 920, de burcht voorzien van poorten, en zou hij verder een muur met bolwerken en een toegangsbrug hebben gebouwd. Mogelijk is de burcht aan de westzijde toen al enigszins vergroot. Van deze westelijke burchtmuur zijn nog in verschillende huizen resten aangetroffen.
In 1017 wordt er voor het eerst melding gemaakt van de aanwezigheid een bisschopshof. Van deze bisschopshof, gelegen aan de zuidwestzijde, is enkele meters ten zuiden van de Servetstraat nog muurwerk teruggevonden. In de eerste helft van de elfde eeuw werd aan de noordwestzijde van de burcht ook een keizerpalts gebouwd, Lofen geheten. Dit was een trapeziumvormig gebouw met aan de zuidoosthoek een kleine rechthoekige uitbouw. Het had tufstenen muren die op veldkeien waren gefundeerd. Midden door het gebouw liep ter ondersteuning van het dak een zuilengalerij, bestaande uit zuilen van Nivelsteiner zandsteen en tufstenen boogstukken. Deze galerij is deels bewaard gebleven. De bouw van dit paleis kan worden gedateerd op het tweede kwart van de elfde eeuw. Er is in de burcht ook een zogeheten 'bisschopstoren' geweest. Deze stond mogelijk in de zuidwesthoek van de burcht, aan de huidige Donkere Gaard, die in de dertiende eeuw 'Supra turrim' of 'Opten toern' werd genoemd.
In het midden van de elfde eeuw werd aan de noord-, oost- en zuidzijde de burchtmuur afgebroken om plaats te maken voor woningen voor de kannuniken. De bestaande gracht werd gedempt, en de nieuwe gracht van de burcht, hetzij nieuw gegraven, hetzij al bestaand, lag 25 à 30 m. verderop. Waarschijnlijk is een deel van deze gracht aangetroffen bij archeologisch onderzoek in het pand Wed 5-7. Na deze uitleg was het terrein ca. 175 x 200 à 225 m. groot.
In de tweede helft van de twaalfde eeuw werden de gebouwen van de keizershof toegewezen aan het domkapittel. Deze maakte er huizen van voor de kanunniken, De Vier Steenhuizen geheten. In het eerste kwart van de dertiende eeuw werd er een nieuw gemeenschappelijk kapittelgebouw van Oudmunster gebouwd. Dit werd over de gracht, waarschijnlijk die aan de zuidzijde, heen gebouwd, wat erop duidt dat de gracht elke defensieve functie had verloren.

Baubeschreibung:

De burcht Trecht was een Romeins castellum dat vanaf de achtste eeuw gebruikt werd als versterkte residentie van de bisschoppen van Utrecht. De typologie van deze versterking is onbekend, aangezien er over de vorm en de herkenbaarheid van het complex in de Middeleeuwen erg weinig bekend is.
Het Romeinse castellum was in de laatste bouwfase rond het jaar 210 circa 126 x 152 m. Nadat het gebied in het midden van de elfde eeuw vergroot was door de grachten te verleggen, mat het burchtterrein ongeveer 175 x 200 à 225 m.
De 11e eeuwse keizerpalts Lofen was een trapeziumvormig gebouw met aan de zuidoosthoek een kleine rechthoekige uitbouw. Het had tufstenen muren die op veldkeien waren gefundeerd. Midden door het gebouw liep ter ondersteuning van het dak een zuilengalerij, bestaande uit zuilen van Nivelsteiner zandsteen en tufstenen boogstukken. Deze galerij is deels bewaard gebleven. Er is in de burcht ook een zogeheten 'bisschopstoren' geweest. Deze stond mogelijk in de zuidwesthoek van de burcht.
De burcht Trecht is vrijwel helemaal verdwenen. Er zijn nog wel ondergronds en in de enkele gebouwen op het Domplein en de Vismarkt muurresten aanwezig.

Arch-Untersuchung/Funde:

Opgravingen op het Domplein in 1929, 1933-1935.