EBIDAT - Die Burgendatenbank

Eine Initiative der Deutschen Burgenvereinigung Menu

Den Ham

Geschichte:

De namen 'de Hamme' of 'Uten Ham' kwamen al in de dertiende eeuw voor, maar er is geen bewijs dat een van deze families toen in bezit was van kasteel Den Ham. De familie 'de Hamme' stamde, net als de Den Enghs en de De Haars af van de Van Woerdens, een aanzienlijk geslacht. Het is aannemelijk dat Bernardus de Hamme, naast De Engh, zijn belangrijkste agrarische bezit, ook het goed Den Ham in zijn bezit heeft gehad als zijnde zijn huis. De vroegste vermelding van het kasteel stamt echter uit 1325. Het kasteel was toen in handen van Frederik uten Ham. Hij droeg het in leen op aan de graaf van Holland. In 1552 werd Elisabeth uten Ham geschaakt door Jan van Wanrooy. De familienaam werd daardoor, door het huwelijk dat daarop volgde, Van Wanrooy uten Ham. Vanaf 1697 was Margaretha van Wanrooy uten Ham de laatste Van Wanrooy uten Ham. Haar neef Hendrik van der Borch kocht het kasteel van haar, maar door zijn overlijden kwam Den Ham in handen van zijn zoon Diederik van der Borch. Na diens dood in 1714 ging het kasteel over op zijn dochter Maria Cornelia van de Borch. Zij was getrouwd met Olivier Hacfort tot Ter Horst. Haar zoon Alard Wijnand van Hacfort erfde Den Ham in 1757. In 1811 verkocht vervolgens Maria Petronella van Lamsweerde, weduwe van Gerard Hendrik baron van Hacfort, het huis aan Paulus Marinus Byleveldt, die het op zijn beurt in 1820 verkocht aan Josef Leydel. Bij het overlijden van diens dochter Jacoba Maria Leydel in 1857 werd Den Ham gekocht door mr. Willem Jan Royaards. Het huis is nog steeds in het bezit van zijn nakomelingen.

Bauentwicklung:

Van kasteel Den Ham is alleen nog een zes verdiepingen hoge toren zichtbaar in het landschap. Deze is tot voor kort altijd aangezien voor de middeleeuwse woontoren, het oudste gedeelte van het gebouw. Onlangs is echter vastgesteld dat dit niet de oudste toren van het complex is geweest, maar dat deze pas later aan het kasteel is toegevoegd. De bouwgeschiedenis van Den Ham verloopt als volgt: Het kasteel begon als een woontoren op een omgracht eiland, liggend in de bocht van de rivier. Deze toren mat 8,6 x 7,7 m, had muren van 1,3 tot 1,5 m dik en was ca. 15,4 m. hoog. De muren waren gemetseld in Vlaams verband, wat betekent dat de toren voor het midden van de veertiende eeuw is gebouwd. In het midden of de tweede helft van de veertiende eeuw werd er een zaalvleugel gebouwd. Deze stond niet tegen de toren aan, maar, merkwaardig genoeg, ca. 1,6 m van de toren verwijderd. Deze strook is later overbouwd. Door deze zaalvleugel kreeg het kasteel een L-vormig uiterlijk. Dit gebouw had drie verdiepingen boven een kelder, was afgedekt door een zadeldak tussen twee trapgevels, en op de noordwesthoek was een arkeltorentje geplaatst. Aan dit L-vormige complex is, mogelijk aan het eind van de veertiende eeuw, de 27,5 m. hoge, nu nog bestaande, toren toegevoegd, zodat het kasteel ruwweg een U-vorm kreeg. Uitwendig mat de toren 10,4 x 9,2 m en was opgetrokken in Vlaams verband, wat toen al ouderwets was, waarschijnlijk in een poging de toren ouder te doen lijken. Het is niet bekend wie deze toren heeft laten bouwen, maar het is mogelijk dat dit in de tijd van Frederik uten Ham (1392-1420) is gebeurd. Mogelijk is deze toren na 1481, toen het kasteel gedeeltelijk verbrand was na de belegering door de Utrechters, herbouwd of opgehoogd. In een volgende bouwfase werd de ruimte tussen de torens afgesloten door een dunne muur die aan beide zijden aansloot op de torens. Op een kaart uit 1554 is de toren te zien, maar er is geen dak afgebeeld. De toren is daar duidelijk in ruïneuze toestand. Het is niet duidelijk of het gedeelte van het kasteel daarvoor als binnenplaats in gebruik was, of dat het een gedeelte van de gracht was. Op de zuidwesthoek, tegen de zaalvleugel, zijn nog een kleine uitbouw en een traptoren opgetrokken. Wanneer dit precies is gebeurd, is niet duidelijk, maar beide zijn al zichtbaar op de tekening van Den Ham van Roelant Roghman uit 1646. De uitbouw stond bekend als 'de kapel'. De bewoners van Den Ham waren rooms-katholiek gebleven, en de uitbouw zal dus inderdaad als kapel gebruikt zijn geweest. Op de tekening is eveneens te zien dat het bovenste gedeelte van de hoge toren op dat moment ruineus was en geen dak had. Een tekening van C. Specht uit 1698 laat zien dat de toren toen weer voorzien was van een kap. Na 1665 is de toren kennelijk hersteld. Vermoedelijk in de eerste helft van de negentiende eeuw is het huis vervolgens voorzien van een witte pleisterlaag en weer een nieuwe kapconstructie. Dit bleek echter niet voldoende. In 1870-1871 werd het bouwvallige huis opgemeten door S.A. van Lunteren, waarna het vrijwel helemaal gesloopt werd. De grote toren bleef gespaard, evenals de kelderverdieping van de andere toren en van de woonvleugel tussen de torens in. Deze kelderverdieping is voorzien van een pannen zadeldak. In 1942 is de toren uitwendig hersteld, inwendig pas in 1975. De poorttoren van Den Ham, die nog op het terrein staat, is te dateren rond 1500.

Baubeschreibung:

Het kasteel Den Ham begon als een woontoren op een omgracht eiland, liggend in de bocht van de rivier. Later werd een zaalvleugel gebouwd. Dit gebouw had drie verdiepingen boven een kelder en was afgedekt door een zadeldak tussen twee trapgevels. Aan dit L-vormige complex werd de 27,5 m. hoge, nu nog bestaande, toren toegevoegd. Uitwendig mat de toren 10,4 x 9,2 m en was opgetrokken in Vlaams verband. Van kasteel Den Ham zijn alleen nog een zes verdiepingen hoge toren en de poorttoren zichtbaar in het landschap.