EBIDAT - Die Burgendatenbank

Eine Initiative der Deutschen Burgenvereinigung Menu

Nijenborch

Geschichte:

De bezitsgeschiedenis, voor zover die bekend is, begint met Hendrik van Homoet als hij in een charter van 31 augustus 1372 genoemd wordt als heer van de Nijerborch. Deze Hendrik was vermoedelijk rond 1376 overleden. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Johan van Homoet. In maart 1383 werd voornoemde Johan beleend met het huis ter Nijerborch en 4 morgen land genaamd de Steynkempen, de Nedersteweert, en 50 pond jaarlijks uit het goed te Alpen. Hiernaast nog 96 morgen land onder Valborg. Na zijn dood aan het eind van de 14de eeuw erfde zijn vrouw Elisabeth van Bronckhorst het huis. Via Johan van Culenborch ging de Nijerborch in 1402 over op haar zoon Hendrik van Homoet, in 1407 gehuwd met Stevina van Wisch. In mei 1486 verkocht Hendrik van Homoet en Wisch de Nijerborch aan Osewald heer van Bergh. Deze Osewald behoorde tot het geslacht Van der Leck. Nadat Osewald en diens zoon Willem hertog Karel van Gelre "viantschap gedain hebben", verklaarde deze laatste de goederen verbeurd en wees de inkomsten in ca 1507 toe aan Albert van Ermell, borchsate van Wageningen. Op 23 april 1515 verklaart Karel van Gelre datgene dat Osewald Sr (overleden 1506) en zijn zonen Willem (overleden 1511) en Frederik tegen hem misdreven hadden, kwijt te schelden. De minderjarige Osewald, zoon van de overleden Willem zou bij meerderjarigheid en na de eed van trouw aan Karel de goederen in leen terug ontvangen. De eed van trouw heeft Osewald II gedaan in 1525. Volgens de leenakten ontving Osewald II de leengoederen echter pas in 1544 terug, maar zonder de Nijerborch want die heeft Karel rond 1518 laten afbreken. In 1551 erfde de nog onmondige zoon van Osewald II, Willem IV graaf van Bergh, de Nijerborch. Willem huwde Maria van Nassau-Dillenburg, zuster van Willem de Zwijger. Willem IV stierf in 1586 en de Nijerborch bleef aan zijn vrouw Maria. Zijn zoon Herman, de volgende graaf van Bergh, werd in 1610 met de Nijerborch beleend. Met het overlijden van Willem IV's achterkleinzoon Osewald III in 1712, stierf het geslacht Bergh- van der Leck uit. De bezittingen gingen via vrouwelijke lijn over aan Franz Wilhelm von Hohenzollern, dan nog onmondig. Zijn kleinzoon Anton Aloisius stond vermeld als laatste bezitter van het huis als hij in 1787 met de Nijerborch beleend wordt. Of het huis toen nog bewoond werd, valt te betwijfelen. De doorlopende bezitsgeschiedenis geeft waarschijnlijk een vertekend beeld. Duidelijk is dat in 1797 Johan Ockhorst en diens vrouw Cornelia Sanders van de graaf van Hohenzollern het goed in eigendom krijgen, wat in de leenakten vermeld stond als: Een afsplitsing van het oude goed 'vooreerst een bouwinge bestaande in huys hof', vanouds den Nijenburg genaamd.

Besitzgeschichte:
Die Besitzgeschichte der Nijerborch beginnt mit Hendrik von Homoet an, der am 31. August 1372 als Herr von der Nijerborch erwähnt wird. Dieser Hendrik starb vermutlich um 1376. 1383 wurde sein Sohn Johan mit der Burg Nijerborch und einigen anderen Gütern belehnt. Nach seinem Tod Ende des 14. Jh.s erhielt seine Frau Elisabeth von Bronckhorst das Haus. 1402 vererbte sie Nijerborch an ihren Sohn Hendrik von Homoet, der 1407 Stevina von Wisch ehelichte. 1486 verkaufte Hendrik von Homoet und Wisch die Nijerborch an Osewald, Herr von Bergh. Er gehörte zum Geschlecht von der Leck. Osewald und sein Sohn Willem gerieten in einen Konflikt mit Herzog Karl von Geldern. Letzterer nahm ihnen ihr Eigentum, und erst am 23. April 1515 versprach Herzog Karl, Osewald, dem Sohn des verstorbenen Willems, die Güter beim Eintritt ins Erwachsenenalter wieder zurückzugeben, 1525 schwört Osewald II dem Herzog von Geldern seine Treue und erhält im Jahr 1544 die Güter seiner Familie mit Ausnahme der Nijerborch zurück. Diese Burg hatte der Herzog schon um 1518 zerstören lassen. Der Sohn Osewalds II, Willem, heiratete Maria von Nassau-Dillenburg, eine Schwester von Willem dem Schweiger. Willem IV starb 1586. 1610 wurde sein Sohn Herman mit Nijerborch belehnt. Mit dem Tod des Urenkels von Willem IV, Osewald III, 1712, endete das Geschlecht Bergh- von der Leck. Die Besitzungen dieser Familie gingen an Franz Wilhelm von Hohenzollern. 1797 gehörte das Gut Johan Ockhorst und seiner Frau Cornelia Sanders. Sie erhielten es von dem Grafen von Hohenzollern. Es handelte sich dabei um einen Teil des alten Gutes: 'vooreerst een bouwinge bestaande in huys hof', der früher die Nijerborch genannt wurde

Bauentwicklung:

Nijerborch betekent nieuwe burcht. Dit kan inhouden dat er al eerder een burcht op deze plek heeft gestaan.
Van de bouwgeschiedenis van de Nijerborch is nagenoeg niets bekend, behalve dat het kasteel in een latere fase voorzien is van dubbele grachten, van elkaar gescheiden door een hoge singelwal. De in de 19e eeuw levende dominee Heldring heeft in 1838 nog muurwerk gezien en spreekt van overblijfselen van twee zware gebouwen gescheiden door een brede gracht. Hiervoor liggend zou hij het geringe overblijfsel en twee "steenen hoeken" van een "kolossale" poort hebben gezien. Op een "ander punt" zou hij een hoogte waargenomen hebben waarop een molen zou hebben gestaan. Het meest opmerkelijke noemt hij de door grachten omgeven "hooge wallen, die ver in den omtrek den Nijburg omringen". Een groot gedeelte van de wallen en grachten heeft nog bestaan tot in de winter van 1952, toen een van de eigenaren de wallen in de grachten heeft laten schuiven. Afbeeldingen van het huis zijn tot op heden niet gevonden. De kans hierop lijkt klein, omdat het er naar uitziet dat het kasteel in de eerste twee decennia van de 16e eeuw geheel is afgebroken. In 1518 geeft hertog Karel de ambtman van de Over-Betuwe opdracht om met wagens de stenen van het huis naar de Rijn af te voeren. Om dit beter te laten verlopen moet er tevens een weg van het huis naar de rivier aangelegd worden. In de landrentmeestersrekeningen over de jaren 1519-1520 en 1521-1522 staan drie verdere vermeldingen van de sloop. In de laatste optekening kreeg Ambtman Goesen Honseler de opdracht om 50.000 stenen van de Nijerborch per boot naar Wageningen te vervoeren. Als boerenbedrijf is het goed de Nijerborch in ieder geval blijven bestaan. Dit blijkt uit de doorlopende beleningen. In het archief huis Bergh bevinden zich nog 16e- en 17e-eeuwse charters betreffende de Nijerborch; misschien kunnen deze de vraag beantwoorden of er na ca 1522 nog iets de sloop heeft overleefd.

Baubeschreibung:

Van de bouwgeschiedenis van de Nijerborch is nagenoeg niets bekend, behalve dat het kasteel in een latere fase voorzien is van dubbele grachten, van elkaar gescheiden door een hoge singelwal. Hiervoor liggend zouden twee "steenen hoeken" van een "kolossale" poort hebben gestaan.

Baugeschichte und -beschreibung
’Nijerborch’ bedeutet ‘eine neue Burg’. Vielleicht existierte schon vor dem 14. Jh. eine Burg an dieser Stelle. Informationen zur baulichen Entwicklung und zur Baugestalt der Burg fehlen. Wir wissen nur, dass diese Burg irgendwann einen doppelten Graben bekommen hat. Diese beiden Gräben waren voneinander getrennt durch einen hohen Wall. Pfarrer Heldring sah 1838 noch Reste von Mauern. Es scheint hier zwei ‘steenen hoeken’ (Steinhügel)? von einem großen Pfortgebäude gegeben zu haben. Bis 1952 war noch ein großer Teil der Wälle und Gräben vorhanden. In diesem Jahr hat einer der Besitzer das Gelände begradigen und einebnen lassen. Bis jetzt sind noch keine Abbildungen der Burg bekannt, was nicht verwundert, da die Anlage bereits im 16. Jh. abgerissen wurde. 1518 beauftragte der Herzog Karl den Amtmann der Over-Betuwe Backsteine von der Burg zum Fluss bringen zu lassen. Dazu hat man sogar einen Weg bauen lassen. In den Rechnungen des Landmeisters aus den Jahren 1519-1520 und 1521-1522 wird die Niederlegung der Burg noch dreimal erwähnt. Gut Nijerborch hat als Bauernhof weiter bestanden. Das zeigen die weitergehenden Belehnungsurkunden. Es ist uns nicht bekannt, wie der Abbau der Burg Nijerborch en detail stattgefunden hat.
Es gibt fast keine konkreten Angaben zur Baugestalt der Burg. Wir wissen nur, dass diese Burg irgendwann einen doppelten Graben bekommen hat. Diese beiden Gräben waren durch einen hohen voneinander Wall getrennt. Es scheint hier zwei ‘steenen hoeken’ (Steinhügel) von einem großen Pfortgebäude gegeben zu haben.
L.S. und L.v.d.W.

Arch-Untersuchung/Funde:

Op enkele plaatsen is men tijdens werkzaamheden op ondergronds muurwerk gestoten. De stenen werden gedateerd als ca 14e- tot 16e-eeuws. Volgend op een proefsleuf van het R.O.B. in 1985, heeft men in 1986 de wallen en grachten gedeeltelijk teruggebracht tot de oorspronkelijke situatie zoals die tot 1952 nog ten dele bestaan heeft.